Of we het nu hebben over tv-commercials of reclame in de openbare ruimte, het draait altijd om de juiste balans. Neem gevelreclame. Niet alleen moet de uiting harmoniëren met het gebouw waarop het is bevestigd en de omgeving waarin het staat, ook de onderlinge verhoudingen van de symbolen en letters moeten kloppen. Anders communiceert het niet. Een snelcursus leesbaarheid buitenreclame in nummer 1 van Sign+Silkscreen Magazine wijst de weg.
Overigens houden architecten te weinig rekening met eventuele vormen van reclame op hun ontwerpen, aldus Maarten Kloos, directeur van het Architectuurcentrum Amsterdam (Arcam), onlangs in Trouw. Architecten kijken vaak niet verder dan hun eigen ontwerp. Maar ze zouden beter moeten regisseren waar bijvoorbeeld reclame-uitingen van winkeliers moeten hangen in een winkelcentrum. “Zo overtuigend ontwerpen dat een winkelier heel vanzelfsprekend gebruik maakt van jouw regieaanwijzingen, zodat het niet rommelig wordt.”
Een goed beleid voor buitenreclame moet zich vooral bezighouden met doseren. Geen rigide verbod, maar de juiste balans zoeken. Reclame kan namelijk ook mooi zijn en een spektakel op zich worden. De scheidslijn tussen kunst en reclame is soms klein, zo bewijst het project op de voorpagina van nummer 1.
Deze reizende tentoonstelling van een baby op megaformaat mag dan louter ideëel zijn ingegeven, de commerciële varianten dienen zich al aan. Met dank aan Google Earth. Op een tentoonstelling in het Arcam-gebouw liet reclamebureau Selmore in een toekomstvisie zien hoe handig grote merken zullen inspelen op dit nieuwe ‘venster’ op de wereld. Op een grote luchtfoto is een stad te zien vol reclame-uitingen die op ooghoogte niet zijn op te merken: bijvoorbeeld een vijver in de vorm van de Nike ‘swoosh’ en een plantsoen waarin een Volkswagenlogo is verwerkt. Bureau FHV BBDO komt met een andere variant: ‘flatvertising’. Grote merken verhuren luxe flats waarop ze zelf adverteren.
Zoeken naar de juiste balans bij windowfilm op autoruiten. Wat mag wel en wat mag niet? De regels lijken duidelijk, maar de toepassing in de praktijk roept vragen op. De politie haalt met behulp van een nieuw meetinstrument, Tintman genaamd, automobilisten van de weg omdat de lichtdoorlatendheid van hun autoruit te gering is.
Los van de vraag of hier Europese boven nationale normen gaan, kan men ook vraagtekens zetten bij de deugdelijkheid van de gebruikte meetmethode, blijkt uit een artikel in onze nieuwste uitgave. De panelen zijn schuivende, maar waarschijnlijk zal toekomstige jurisprudentie de echte kaders bepalen. Feit is wel dat in deze hele discussie de absolute lichtmeting domineert.
Hiermee wordt voorbijgegaan aan het fenomeen dat raamfolie het licht filtert, waardoor het contrast in bepaalde situaties groter wordt en daardoor de zichtbaarheid vanuit een auto toeneemt. De balans lijkt hier dus enigszins zoek als het louter om veiligheid gaat.
Wouter Mooij,
hoofdredacteur Sign+Silkscreen Magazine